Boekbeschrijving

1934
Willem van Veenendaal

Andries Blitz, Amsterdam
Met een brief van A. Viruly aan den schrijver

 

Cockpit

 

Citaat



Het vliegersberoep en de romantiek

Parijs 15 Augustus 1934, Place du Tertre.

Amicissimel

Je kunt soms zoo het gevoel hebben of alles, wat er tot nog toe met je gebeurde in je leven: alles wat schijnbaar verkeerd of schijnbaar goed geloopen is, alles waar je om gelachen of om gevloekt hebt, alles wat je apprecieerde of verafschuwde en ál je doorleefde stemmingen met hun bijbehoorende zonneschijn of maanlicht, duisternis, nevel van 400 meter zicht, de Akyabsche regen of de stofstormen van Kut al Imara maar tot één ding gediend hebben: om dit moment~van~nu tot zoo'n perfect goed moment te maken als het plotseling blijkt te zijn.

De scherven van de kaleidoscoop vallen dan samen tot een verrassende figuur, waarin er geen een gemist zou kunnen worden en waarin er geen een te veel is.

Alles, wat voorbij ging, schikt zich tot een zinvol verband samen en je zit op een Augustusavond boven op Montmartre achter een kopje koffie sigarettenrook na te kijken als die tusschen de lampions in de boom,en verdwijnt, je glimlacht om flarden van een liedje uit het openstaande bovenraam van een cabaret, je luistert naar de stemmen van al die wildvreemde en toch zoo nabije menschen aan de tafeltjes om je heen en je hoort hun duizend nuances van het eigenlijk toch altijd ontroerende "tu m'aimes un peu? - oui, je t'aime" .... de avondlucht is blauw, Cécile krijgt een franc voor haar knappe liedje bij de guitaar, de wereld draait maar, een doodgewoon Fransch straathondje komt eens aan je schoen ruiken, beneden gaan in Parijs telkens meer lichten aan, een tafeltje verder ruikt een meisje aan een roode roos en dit alles is in gelijke mate hevig belangrijk omdat het alles in gelijke mate het leven zoo hevig goed helpt maken.

Het is hier nu zoowat tien uur: het aardigst denkbare uur om hier zoo plezierig lui op de Place du Tertre te zitten. Dat steekt hem natuurlijk niet alleen in deze stille avondlucht, het genoten etentje van La Mère Cathérine, dat Fransche liedje van Cécile of het aan die roode roos ruikende meisje.

Ach nee - de mensch is nu eenmaal niet beter dan zijn gedachten en wij hebben trouwens samen té dikwijls de voordeelen van het vliegen op Indië besproken dan dat het zin zou hebben om nu te verbloemen, dat juist het feit van het bestaan dier zoo erg wereldberoemde Indiëluchtlijn in zoo' n groote mate tot de perfectheid van mijn stemming meewerkt.

Heeft een der kerkvaders reeds niet met nadruk er op gewezen, dat het geluk der stervelingen, die in den hemel zijn gekomen, aan glans wint door hun wetenschap, dat de meeste hunner tijdgenooten op een heel andere bestemming zijn aangeland? Hebben wijzelf in zijn voetspoor elkaar al niet vele malen als onze overtuiging gegeven, dat je je gelukkigste moment als Indiëvlieger beleeft niet als je na vijf uur zee precies op mersa Matruh uitkomt, niet als je van Rangoon in den moessontijd gestart bent zonder er te zijn weg gezakt, niet als je eindelijk de ree van Batavia of zelfs de radiomast van Schiphol weer ziet doch ongetwijfeld wel als het je, prettig wijdbeens achterover leunend in een Amsterdamsch bioscoopje, plotseling te binnen schiet wélke lui op hetzelfde oogenblik in Bagdad bij 120 graden met de postzakken aan 't zeulen zijn?

Zóó nu gaat het ook mij weer hier op de Place du Tertre. Want terwijl ik achter dit kopje koffie naar de lampions zat te kijken, heb ik bedacht, dat het, Fransche zomertijd Woensdagavond tien uur zijnde, thans in Singapore Donderdagochtend ruim vier moet wezen.

Ha! dat is om te lachen, amicissime! In gedachten zie ik je zitten! Hebben ze je, toen je gisteren uit Batavia kwam, een van die kamers tusschen 81 en 89 aangesmeerd zoodat je tot middernacht hebt wakker gelegen vermits de saxofoons in de eetzaal er geen rekening mee hielden, dat er óók nog lui den volgenden dag heelemaal tot Bangkok'moesten?

Heeft die Chineesche boy je toen ook nog notabene te vroeg geroepen? Smaakte de porridge er weer naar oude dweilen? Had zich niet een der passagiers verslapen en was er, toen de taxi's eindelijk door het pikdonker aankwamen, weer niet een der valiezen onvindbaar? Knijp je 'm op ditzelf de oogenblik niet als de bekende oude dief terwijl je door een nachtelijke kletterbui tusschen de zwarte rubbertuinen naar ' t veld rijdt achter een inlandsche chauffeur, die op die natte asphaltwegen wel eens eventjes wil laten zien dat niet alleen blanke vliegers van die erg flinke kerels zijn?

Zie je 't in de richting Alor Star érg weerlichten? Liggen er straks een stuk of veertig kostbare pakjes en zakjes post ter contróle tusschen allemaal op elkaar lijkende Chineezen op dat donkere vliegveld? Nou, enfin - maar weer goeie reis vandaag, hoor, met de hartelijke groeten van de Place du Tertre!

Maar misschien kan het je daarbij eenige troost zijn, dat, terwijl jij nu onuitgeslapen door de nachtelijke nattigheid van Singapore naar Seletar gesleurd wordt, althans de drukproeven van je "Cockpit" hier op een prettig tafeltje van La Mère Cathérine liggen. En die vormen dan ook eigenlijk de reden, dat ik je schrijf op dezen avond, waarop ik eigenlijk daarvoor te lui, benevens ook wat slaperig ben.

Want al hebben ze jou vermoedelijk in kamer 83 of 84 gestopt, voor mij hadden ze gisteravond op Croydon alleen 43 nog maar over en je weet, hoe die is, met den heelen nacht al die loeiende auto's van en naar Brighton onder je raam.

Zoo zou ik me dan ook hier vanavond beslist erg weinig druk gemaakt hebben als ik, tegen de lunch op Schiphol terugkomende, daar niet net je vrouw had ontmoet, die haar brief voor je naar de Indiëkist van morgenochtend kwam brengen. Zij heeft me herinnerd aan de belofte om je mijn inleidinkje voor "Cockpit" tegemoet te sturen, ik heb bedacht, dat dat nog nét kan als ik het vanavond schrijf en het straks in het hotel meegeef aan die rare Jussieux, die om twee uur met de nachtmail van Parijs naar Budapest blijkt te gaan. Hij treft daar dan vanzelf de Snip, die jou in Perzië ontmoet.

Ik reis met deze drukproeven al een paar dagen rond.

Ze hebben me overal geamuseerd en de marconisten, met wie ik was, hebben er ook over zitten gnuiven. De heele Nederlandsche vliegwereld zal trouwens gnuiven, denk ik - op die enkele talentvol door jou uitgekleede varieteiten na.

Maar dat zal het enthousiasme van de anderen alleen maar aanwakkeren, en terecht omdat Schadenfreude doch die schönste Freude ist, naar althans onze vriend Silberstein zegt. En niet alleen zal de nog wat dunne bevolking onzer Nederlandsche vliegwereld "Cockpit" met plezier lezen maar ook al die andere in de luchtvaart belangstellende landgenooten, die niet ook zelf op de Soesterbergsche vliegschool aan het tafeltje van den kapitein Versteegh om opdrachten hebben staan schooieren of die niet zelf de afstandsmarschen meegehinkt, de mist boven Croydon doorgeplaneerd of de Perzische douane de heete hand geschud hebben met heroieke onderdrukking hunner diepste afschuw.

Die buitenwereld, die voor haar verlangde informatie's aangaande de nationale vliegerij tot nog toe zoowat uitsluitend aangewezen was op die andere vliegboeken, welke door meneer Blitz zijn uitgegeven, zal nu met plezier kunnen constateeren, dat je óók vliegers en vliegtuigen van meerdere kanten kan bezien en dat een beetje ironie hier en daar bij de beschouwing wellicht meer op haar plaats is dan zij tot nog toe uit die andere boeken mogelijk geleerd had te veronderstellen.

"Als je 't gelezen hebt, moet je eens precies zeggen hoe je je voelt", heb je me gezegd met zoo'n zelfde ietwat schichtige blik als waarmee ik door Amsterdam heb geloopen, toen wijlen "Vóór vrij?" . . - "Contact!" den eersten dag zoomaar in 't volle daglicht in de étalages lag.

Zoo'n blik van wat kan 'n mensch zich op zijn hals halen en van ik heb het niet express gedaan en van ik wou, dat ik maar ergens Oost van Allahabad zat. Wil je werkelijk precies weten, hoe ik me nu hier op de Place du Tertre met de drukproeven van dit nieuwe Nederlandsche vliegboek voel?

Nou dan: ik voel me precies zooals jij je een half uur vóór het lezen dezer regelen voelde.

Want aangenomen, dat de Snip op tijd vliegt en jij op tijd vliegt, vindt je deze letteren op wat ze met veel Oostersche fantasie in Jask het "vliegveld" noemen. Je bent daar geland nadat je tijdens het planeeren met afschuw de thermometer naar 46 graden hebt zien loopen. Toen ben je uitgestapt in zware, vochtige hitte, die je tegensloeg, je hebt allerlei vieze kerels handen moeten geven, je hebt aan vier en twintig waanzinnige formaliteiten voldaan, toen zijn de passagiers naar de bungalow gereden en jij bent voorloopig bij de machine achter gebleven terwijl de temperatuur nu 47 werd.

En daar stond je dan op je dooie eentje aan de meest troostelooze aller kusten. In de heiïge hitte trilde het felle licht op de bergen; er was geen aasje wind. Alleen onder de vleugel was een smalle streep schaduw en daar ben je toen maar in gaan zitten. Het was er niettemin om je niet te verroeren zoo warm en om te gaan zitten leeren tooveren zoo troosteloos eenzaam. Niets of niemand kwam er nu eens voorbij. Je zat er zoo alleen als een mensch maar zijn kan.

En toen .... nietwaar? .... toen kwam er over die verlaten woestijnkust uit de richting Bushir een bromtoon, die zwaarder en zwaarder werd: dat was de Snip met de brieven van thuis, met de courantenknipsels, met vier lui van Schiphol. . .. en de eenzame zandwoestijn fleurde er zienderoogen van op en werd er voor je gevoel bewoonbaar, welhaast gezellig van.

And here you are! Want precies zooals jij daar in jask in je eentje op de Snip hebt staan wachten, precies zoo heb ik nou jarenlang staan wachten in de eenzame woestijn der Hollandsche vliegersliteratuur. Daar kwam nou ook nooit eens iets in voorbij, het was er werkelijk reusachtig ongezellig want de stem eens roependen in de woestijn klinkt daar nog vroolijk bij het gekras van een pen.

Ook ik heb alle horizonnen afgekeken. En eigenlijk was het toch gék, dat het zoo lang duurde eer er nóg eens iemand kwam om, behalve een levier, ook nog eens een pen in zijn vingers te nemen teneinde het Hollandsche publiek, dat er toch rechtstreeks mee te maken heeft, eens wat te vertellen van wat er alzoo in die rare wereld onzer vliegerij omgaat.

Maar nu is het wachten dan toch afgeloopen. Nu heb ook ik eindelijk motorgebrom aan den horizon gehoord. En met deze drukproeven van je boek is dan ook mijn woestijn opgefleurd en aanmerkelijk bewoonbaarder, om niet te zeggen gezellig geworden.

Hiermee weet je precies, hoe ik me voel. Ik wensch mezelf geluk, zij 't dan in de derde plaats omdat felicitaties nóg meer op hun plaats zijn aan jou omdat je ontdekt hebt, hoe aardig het is om over de vliegerij te schrijven en aan al degenen, die nu een kans krijgen om te ontdekken, dat er over die vliegerij nog een hoop nieuws te lezen valt. Proficiat over en weer!

En hier eindig ik dan maar omdat de brief al over anderhalf uur van Bourget weg moet. Het is half twaalf: Montmartre is al haast heelemaal wakker en beslist de belangstelling waard geworden. En terwijl jij vermoedelijk op 't oogenblik ter nadere verifieering van je bestek je hals zit uit te rekken in de richting, waarin je wel wou, dat de tinmijnen van Kuala Lumpur nu maar eens verschenen, zet ik nog maar even koers naar Frisco's. Bye bye,

Viruly.

P.S. Ik vlieg verder de heele week op Liverpool en zal daar in dat koele zwembadje nog eens aan je denken als je in Bagdad bent. Pas daar, á propos, op met je marconist als je het er boven de 1 15 treft; houdt hem in ieder geval uit de buurt van de passagiers.

Toen wij er vorige jaar om dezen tijd met hem waren en een van hen er wat uitgebreid over klaagde, dat het er notabene 122 in de schaduw was, zei hij ijzig: Wat doet U dan ook in de schaduw te gaan staan" - ontzettend pijnlijk gewoon.

V