Boekbeschrijving

Adriaan Viruly, A.D. Hildebrand Geillustreerd door Ushi
N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam

1941

Wat is er dan niet zo helemaal echt gebeurd in dit boek?

Je zult er zelf antwoord op moeten geven, want de twee mannen, die je op de laatste foto ziet, kijken jullie wel aan, maar antwoord geven ze niet.

Het zijn A. Viruly en A. D. Hildebrand, in afwachting van de gasten.

Nee, toch ook weer niet; in afwachting van de brieven der lezers en lezeressen, die dit boek aardig hebben gevonden en die ons,even willen schrijven, of ze deze puzzle hebben opgelost.

En zo is alles weer op zijn plaats. De Ster van Transvaal bevindt zich in de schatkamers van den vorst van Rhanipur en de vorst zelf ook.

Viruly vliegt weer op en neer tussen Londen en Amsterdam en hij mag ook wel es een keertje naar Indië.

Kamps loopt weer andere dieven achterna en ik sta weer rustig achter mijn microfoontje, tenzij ik thuis zit, zoals op dit ogenblik, nu ik de laatste regels tik aan dit boek.

En verder moet je dan nog de groeten hebben van Viruly, die geen tijd had, om hier zelf nog een paar regels onder te schrijven, want een van zijn kameraden is ziek geworden en over acht minuten gaat hij de lucht in, naar Stockholm.

"Tot kijk, Viruly, en goeie reis!"

..Adietjes, Hildebrand, en veel plezier op je studio!"

Hilversum riep de Reiger

Viruly en Hildebrand wachten tevergeefs op de gasten...

Viruly in de cockpit

 

Citaat



Piloot Viruly vertelt van een schitterende opdracht

Dat was Gent pas! Erg opschieten deed het niet.

Dat kon je verwachten met die noord-oostenwind pal op de kop; niettemin werd ik er toch wat kriebelig van.

Levendig herinner ik mij, hoe ik die namiddag van die Decemberdag, waar,op ik voor 't eerst iets zou gaan horen van een der spannendste vluchten van mijn leven, mijzelf in de "Reiger" boven Gent heb zitten afvragen, of dat vliegersvak van me nu wérkelijk wel zo afwisselend was als het leek. Zat ik me eigenlijk niet te vervelen?

Daar kwam ik dan weer eens uit Parijs terug - op twee,duizend meter boven Gent koers zettend op Amsterdam.

Parijs-Amsterdam - dat was een jaar of vijftien geleden toen elke lijnvlucht nog een avontuur betekende, omdat een vliegtuigmotor nog maar een raar soort mechaniek met een grillig humeur was, en toen je bij slecht weer bij gebrek aan radiohulp in een ommezien verdwaald raakte als je niet oppaste, heel wat spannender vliegen geweest.

Je luisterde toen aandachtig naar de schroefslag, je stuurde van een bekend wit huis aan een kanaal langs een straatweg tot een boerderij, waarvan je wist, dat de boerin straks in een rode schort naar buiten zou komen lopen, je lette ondertussen onafgebroken op je oliedruk, want vorige week was die bij Smirnoff ineens weggezakt en toen had die motor verder nauwelijks de kist van de grond willen houden.... o! daar liep ze met haar rode schort, even wuiven, dág Marietje! ....

Nu zien, dat ik de kerk van Noyon niet mis, die moet aan de linkerkant komen.... enfin, aan één stuk door met handen en voeten de Fokker roeiend, tóch nog naar de kaart grabbelend en aantekeningen van tijden en posities makend, èn alle instrumenten en de punten van de route in de gaten houdende: zo was elke vlucht in maar een beetje matig weer al gauw tot een heel karwei - maar een boeiend! - geworden.

En nu! Nu zat ik er maar zo'n beetje bij. Handen en voeten hadden niets meer te doen: de automatische piloot vloog de "Reiger" zuiverden op koers naar Schiphol dan een mens van vlees en bloed het ooit leren kon.

De route controleren deed de tweede vlieger, die al zó vaak op de Parijslijn gevlogen had "dat hij er mij, zeker bij dit mooie weer, waarachtig niet meer bij nodig had.

Nieuwe motorinstrumenten waren er sinds de tijd van bezorgdheid voor de oliedruk in het Fokkertje heel wat uitgevonden - ja - maar nu was er ook een speciale boordmécano in de cockpit bijgekomen om hen voortdurend af te lezen en ze bij te regelen, bovendien liepen die motoren van tegenwoordig tóch als horloges.

Voor 't wegzoeken bij slecht weer had je óók al een specialen man gekregen, die achter je rug precies uit zijn toverdoos goochelde, wat je er maar uit te weten komen wou: , Buitendijk, ik ben 't kwijt geraakt, waar zitten we?"