Boekbeschrijving

Clare Lennart
Gedrukt door de N.V. Drukkerij G.J. Thieme, Nijmegen

Boekenweekgeschenk 1955

In "Op schrijversvoeten door Nederland" van Clare Lennart, het geschenk ter gelegenheid van de 20e boekenweek in 1955, heeft de auteur een interview met Adriaan Viruly vlak voor het ongeval met de Triton.

Het werkje werd uitgegeven door 'de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels'

Het is een verslag van een tocht langs een vijftiental Nederlandse schrijvers en schrijfsters als Antoon Coolen, Belcampo, Bertus Aafjes, Harriet Freezer, zoals zij verspreid door ons land wonen.

Met foto's van Nico Jesse

Op schrijversvoeten door Nederland

Citaat



EN DAN Viruly als vertegenwoordiger van de wereld... Zo hadden we het afgesproken die avond op het terras van het café Flora.

"Wie zou niet gevleid zijn, als hem wordt gevraagd de wereld te vertegenwoordigen?" antwoordt Viruly me op postpapier van Hotel Wentworth, 59 West 46th Street, New York. En of we elkaar op die en die datum tussen 11 uur en 1.15 kunnen ontmoeten op Schiphol?

Als ik zo nu en dan - het gebeurt niet al te vaak - in De Groene of in een ander blad een verhaal of artikel tegenkom, ondertekend A. Viruly, sla ik het nooit over. Niet omdat de vliegerij op zichzelf me zo hevig interesseert - daar ben ik niet technisch genoeg voor en eigenlijk heb ik een hekel aan die barre snelheden - maar omdat ik graag vertoef in de Virulysche gedachtensfeer.

Wat hij vertelt geeft me bijna altijd een gevoel van herkenning. Zo van: ja, natuurlijk, dat zou ik ook leuk vinden. Zo'n haas op een vliegveld zou ook tot mijn verbeelding spreken. Ik zou in Parijs de avond willen doorbrengen in precies datzelfde cafeetje. Ik voel net als hij die loyaliteit ten opzichte van het goede, oude Europa, schiereilandje van het grote Azië, tegelijk zo klein en zo groot. Ik ben blij dat hij het niet verloren geeft, niet zwelgt in ondergangspathétiek.

Ik heb Viruly voor het eerst in levenden lijve gezien op een boekenmarkt in de Bijenkorf. Zijn kraam was toen voortdurend omringd door een haag van bewonderaars, die de combinatie vlieger-schrijver onweerstaanbaar romantisch vonden. "Allemaal jongens en meisjes van een jaar of zestien," zei hij later, alsof hij zich voor die populariteit verontschuldigen moest. Dat "allemaal" was zeer overdreven, maar de teen-agers vormden wel een aanzienlijk percentage van de schare.

Als je Viruly dan naderhand spreekt, blijkt de ijdele zelfingenomenheid, die populaire mensen vaak zo onuitstaanbaar maakt, hen, volkomen vreemd.

Zijn manier van doen wordt gekenmerkt door een uiterst hoffelijke reserve, die in tegenstelling tot zijn hypermodern beroep niet helemaal van deze tijd lijkt te zijn.

Nu heb ik dan die afspraak op Schiphol met hem. Als ik nog probeer me te oriënteren in die voor mij vreemde wereld - ik ben er tot mijn schande nooit eerder geweest - komt hij al naar me toe, ditmaal gekleed in de donkerblauwe K.L.M.-uniform en vergezeld door een jong meisje.

Ja, hij heeft zijn dochter meegebracht. Of ik het niet erg vind? Ze vertrekken straks allebei, maar met verschillende vliegtuigen.

Zijn dochter, natuurlijk, dat is Aviola. Maar officieel heet ze heel anders.

De ambtenaar van de Burgerlijke Stand - natuurlijk was het in het vormelijke Utrecht - weigerde haar onder die niet bestaande naam in te schrijven. Toch is ze Aviola. Ze hebben de naam op papier doodgewoon genegeerd, net zoals je vaak doet met Verboden Toegang-bordjes.

Met ons drieën zitten we dan op het terras en kijken neer op het vliegveld. Het is een stralende Septembermorgen.

Wonderlijk dat de realiteit alles zo licht en ongevaarlijk doet schijnen, zo bijna speelgoedachtig. De vliegtuigen zien er werkelijk uit als zilveren vogels, grote vogels wel, maar toch niet kolossaal genoeg om tientallen mensen in hun buik te vervoeren. De figuurtjes, die in dit spel meespelen, hebben dan ook het formaat van poppetjes of tinnen soldaatjes. Zo nu en dan roept een onzichtbare strateeg iets door een luidspreker. Dan verschijnen de poppetjes. Ze bewegen zich voort over de effen, lichtgroene vlakte, ze zwenken, ze keren, ze wuiven. Alles lijkt heel ver weg. Ze staan klein aan de voet van het vliegtuig,waarop ik het woord SCANDINAVIAN onderscheid. Dan verdwijnen ze een voor een in het binnenste.

"Die Scandinavische vliegers nemen altijd bloemen mee," zegt Viruly. "Zieje wel? Ze hebben hele bossen bij zich. In Zweden zijn de bloemen erg duur. Het is daar heel gewoon als je bij iemand op bezoek komt, om b.v. drie tulpen mee te brengen."

De zilveren vogel stijgt op. Een poosje later daalt er een neer met een soepele glijvlucht, eventjes wippend als een athleet na een sprong. Het gaat zo vlot, zo schijnbaar moeiteloos. Je zou zeggen: zo natuurlijk.

Vliegen - voor Aviola en haar vader is het niet meer een zeldzaam avontuur, zoals nog altijd voor het merendeel der mensen. Een slippertje betekende in Aviola's schooljaren soms "eventjes meevliegen naar Londen". Dat kon toen nog. Alles was niet zo gereglementeerd, je had niet allerlei paperassen nodig om een grens te passeren. 's Morgens was ze dan zó misselijk. Ze kon beslist niet naar school. Maar tegen 10 uur als het vliegtuig vertrok, was ze helemaal beter.

"We woonden toen nog aan de weg naar Schiphol," legt ze uit. "Het heerlijkste was om op een hoge bus door Londen te rijden." Voor de school uitging, was ze weer thuis. Nu vliegt ze al zes jaar als stewardess en haar vader - ik vergeet altijd om zulke dingen te vragen - toch zeker al meer dan 25 jaar. De tijd vliegt ook, vinden ze allebei en die is dus een soort collega. Juist doordat vliegen voor hen gewoon is geworden, geeft het aan hun leven een bijzondere intensiteit, iets opwekkends en tintelends. 0 ja, het zou heel moeilijk zijn het op te geven. Als het vliegtuig losraakt van de grond en boven de aarde zweeft, dan besef je altijd weer even hoe een mythische droom van de mensheid samenvloeit met de realiteit. Een zeldzame sensatie!

"Krijg je niet het gevoel dat de wereld heel klein geworden is?" wil ik weten.

"Voor zover vliegen een verstandelijk-technische zaak is natuurlijk wel. België en Nederland zijn nog maar een kwartier breed. Als je met een Super Constellation (bij afkorting Connie) uit het zuiden komt, moet je al in Parijs met je landing beginnen. New York is in ons vak al een plaats geworden, waar je telkens even naar toe gaat, buurtverkeer. Maar daar staat tegenover dat de eenheid van de wereld voor ons niet iets fantastisch is, maar dagelijks ervaren realiteit. Grenzen bestaan eigenlijk niet. Ze zijn uitgevonden door mensen, die altijd thuis zitten en die eraan geloven als aan de ooievaar of aan Sinterklaas."

"Wat was er eerder," vraag ik, "het vliegen of de literatuur?"

"0 de literatuur. Veel eerder! Dat is al begonnen toen ik nog een jongen was in West-Kapelle. Jan Campert woonde daar toen ook. Toen ik veertien was, heb ik al een sonnet geschreven en het is zelfs gepubliceerd. in de Wereldkroniek nog wel."

Hij kan het nog vlot citeren. "De klanken schijnen mij als uit een ver verleden - Hoog vliegt een meeuw met ferme, brede vlucht En ik voel me als gebonden hier beneden -" "Fraai, hè? Ja, we waren toen zeer literair. Nou en of! We verslonden de tachtigers. De zee, de zee klotst voort in eindeloze deining... Daar had mijn sonnet wel iets mee te maken."

En dan komt opeens heel helder Aviola's lach. "Eindeloze deining! Dat is prachtig, Pappie!" Haar vader en ik - de vorige generatie moeten eventjes nadenken voor we door hebben dat "eindeloze deining" ook iets heel onromantisch kan zijn.

"Een prachtige kant van de vliegerij is ook dat je je in de landen en steden, waar je geregeld komt op den duur helemaal thuis gaat voelen. Je kunt wel nooit lang blijven, vooral tegenwoordig, maar de tijd dat je er bent, leef je toch het gewone leven van gewone mensen mee. Trouwens, als je ergens 30 maal 1 dag bent, is dat met elkaar een hele maand.

Als we een poosje tijd hebben in New York, doen we tegenwoordig iets heel geks. Er zijn daar net als in Parijs van die ateliers, waar iedereen kan komen werken. Je betaalt een klein entrée. Er poseren modellen. Daar gaan we naar toe. We zijn er allebei fel op."

"Heerlijk," zegt Aviola en knijpt als een poes haar ogen dicht. "Vooral schilderen, tekenen niet zo."

"Wat ik maak, is afschuwelijk," zegt haar vader, "maar ik sta voor niets. Gisteren nog bij Wim Kan en Corrie Vonk. Die hadden een volière met allemaal exotische vogels, groen en geel en rood. Ik móést ze schilderen. Maar hoe schilder je nu ijzergaas?"

"je zou het weg kunnen laten," is mijn advies.

Maar ik raak daar een teer punt. "Nee," zegt Viruly, "eerst wil ik ijzergaas kunnen schilderen om het dan misschien weg te laten. Ik heb een ontzaglijke waardering voor goed vakmanschap. Ook in de literatuur. Eerst moet je een sonnet kunnen maken, om het dan misschien niet meer te willen. Ik schilder ook heel realistisch. Ik vind dat iedereen daar mee beginnen moet, voor hij gaat experinienteren en weglaten."

Een nieuw boek? Ja, dat verschijnt binnenkort. "De zee en de overkant" heet het. Het begint op het meest betoverde plekje van Nederland, in Veere op de Kampveerse toren. Daar eindigt het ook.

Zowel de zee als de overkant hebben hem altijd bezig gehouden. Dan moet je er iets mee doen, er een boek over schrijven b.v. De overkant is zoiets als de steen der wijzen. Dat is altijd de volgende steen. Zo is er meteen weer een overkant, als je de overkant bereikt hebt. Maar deze eeuwige trek naar de overkant daargelaten, vindt hij het kleine Nederland een goed land om in te wonen.

"Ik wil er best tot mijn dood toe blijven."

Wel is Engeland, waar hij de oorlogsjaren doorbracht, voor hem een tweede vaderland geworden.

"In vredestijd is het misschien prettiger in Frankrijk, maar in oorlogstijd kun je nergens beter zijn dan in Engeland. Het Engelse volk heeft stijl. De beschaving zit niet alleen aan de buitenkant. Toen alles verloren leek, stonden ze toch maar met die emmers zand op hun daken." Zouden we dat op het ogenblik niet allemaal moeten doen? Paraat zijn en niet vertwijfelen?

Viruly zegt ergens: "De wereld van morgen zal de wereld zijn van onze ideeën van vandaag. Ons nageslacht zal vliegen in de vliegtuigen, waarvan wij dromen. Wij vliegen, omdat vóór ons andere mensen tot aan learus toe van vliegen hebben gedroomd. Ons nageslacht kan ondergaan in een atoomoorlog of in een bacteriologische oorlog, als het ons invalt om de voorbereiding daarvan toe te laten." Hier liggen onze verantwoordelijkheden en onze inspirerende mogelijkheden.

En als gewoon huismiddeltje geeft hij dan dit recept: Overdag gewoon werken en 's nachts gewoon slapen.

Goede vlucht, Aviola! Goede vlucht, Viruly! dacht ik toen ik ze in de ruimte van het zonnige vliegveld zag verdwijnen en inkrimpen tot het formaat van tinnen soldaatjes.

Enkele dagen later, juist toen ik bezig was met het schrijven van dit artikel, gebeurde het ongeluk met de Triton. Gezagvoerder was Commodore A. Viruly. Dicht langs de verste overkant, die binnen ons menselijk gezichtsveld valt, was hij gescheerd, maar keerde terug.

"Over de luchtvaart denk ik nog precies zo als een week geleden," zei hij, terug op Schiphol, tegen de pers. "Het is ideaal voor een man om er te werken, het prettigste leven dat ik mij kan voorstellen."

Maar het "Goede vlucht!" dat we Viruly en Aviola en al die anderen voor wie Icarus' droom tot werkelijkheid werd, naroepen, is nog niet verbleekt tot een dagelijkse groet.

De woorden hebben hun betekenis van innig gemeende heilwens behouden.